Herdenken in een verward Europa
Het grootste deel van mijn volwassen leven bracht ik door buiten Nederland. Mijn wortels zijn dun, mijn accenten zwerven, mijn blik is Europees. Nationale vlaggen, volksliederen, collectieve emoties – ze roepen bij mij eerder afstand op dan herkenning. Maar er is één uitzondering. Twee minuten per jaar. Dan ben ik wel een beetje Nederlands. Niet uit plichtsgevoel, niet omdat het moet, maar omdat het van binnenuit komt. Acht uur ’s avonds, 4 mei. De stilte. Die diepe, collectieve, bijna heilige stilte. Dan voel ik me verbonden met een land dat ik vaak niet begrijp, maar op dat moment bewonder. Omdat het zwijgt. Omdat het herinnert. Omdat het durft stil te zijn.
In mijn jaren in Parijs was 4 mei altijd even wennen. Terwijl het leven daar ongestoord doordenderde – verkeer, stemmen, glazengerinkel op het terras – zocht ik een plek zonder geluid. Een trappenhuis, een gang, een stil hoekje. Acht uur Nederlandse tijd. Twee minuten. Wie is er nu níet stil op dat moment? Alsof herdenken daar geen plaats had. Juist dan voelde ik: die stilte zegt wat we niet meer kunnen zeggen. Ze herinnert ons eraan dat vergeving niet vanzelfsprekend is, en vergeten misschien onmogelijk. Maar herdenken – dat kunnen we.
Discussie
Wat begon als een herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog is uitgegroeid tot een nationaal moment van reflectie. De kring is breder geworden: burgers, verzetsstrijders, militairen, slachtoffers van terreur, vredesmissies. Die verbreding is uniek in Europa – een democratisering van herinnering. Maar het roept ook vragen op. Wie herdenken we? Wie niet? Mag een zoon van een SS’er herdenken, als slachtoffer van een ideologie? En Gaza dan?
Die discussie, ongemakkelijk en terugkerend, is inmiddels bijna net zo traditioneel als de herdenking zelf. Dat is soms ergerlijk, maar verre van ondermijnend. In een land dat zijn eigen twijfels onder ogen durft te zien, zonder definitieve antwoorden op te leggen, schuilt rijpheid. Want niet de staat legt een stempel op het nationale geheugen. De samenleving weegt, spreekt, morrelt. En herdenkt – op haar eigen manier.
Juist dat maakt de Nederlandse herdenking uitzonderlijk. In plaats van strak geregisseerde staatsrituelen is er ruimte voor twijfel, voor ongemak, voor persoonlijke invulling. Geen verplichte vlaggen, geen officiële emoties. De stilte van 4 mei is niet opgelegd, maar gegroeid. En daardoor des te betekenisvoller.
Institutioneel herdenken
Het Europese landschap van herdenken is een bont palet. In België klinkt sinds 1928 elke avond de Last Post onder de Menenpoort in Ieper – ritmisch, ceremonieel. In Polen verstijft Warschau elk jaar op 1 augustus. Sirenes loeien, mensen bevriezen. Geen stilte, maar verstarring. In Tsjechië is de toon afstandelijker, de herdenking verspreid over verschillende dagen. In Spanje overheerst decennialang de stilte van het vergeten: pas sinds kort worden daar de massagraven geopend, de stemmen hervonden.
Frankrijk viert op 8 mei met grandeur – kransen, militaire kapellen, een president onder de Arc de Triomphe. De dag heet Fête de la Victoire, maar verhult een pijnlijk verleden. De gemiddelde Fransman zal het saucisse zijn. Het is vooral een extra vrije dag, bij voorkeur met een bruggetje naar een lang weekend, zoals dit jaar. Duitsland herdenkt op 27 januari en 8 mei – ingetogen, zonder collectieve stilstand. In het Verenigd Koninkrijk is Remembrance Day vooral militair van toon: uniformen, trompetten, poppies. In Italië blijft het geheugen gefragmenteerd tussen verzetshelden en collaborateurs. En in Rusland is de herinnering aan de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ uitgegroeid tot staatsmythe.
Monumentale stilte
In heel Europa wemelt het van de oorlogsmonumenten, van zowel de Eerste als de nog vernietigender Tweede Wereldoorlog. In Oradour-sur-Glane, het Franse dorp dat als ruïne bewaard is na een SS-bloedbad, hangt het verleden als een schaduw over het heden. In Praag getuigen stenen van wat ooit een ‘museum van een uitgestorven ras’ moest zijn. En in Auschwitz, zo vertelde Primo Levi, zeiden de beulen tegen hun slachtoffers: “Niemand zal jullie geloven.” Het herdenkingsmoment op 4 mei is een stil, maar krachtig weerwoord. Wij geloven. Wij luisteren. Wij staan stil.
Zoals Robert Musil in 1936 schreef: “Niets is zo onzichtbaar als een monument.” In veel landen zijn herinneringen verstard, verankerd in brons en protocol. Nederland kiest zelden voor dat soort plechtige gebaren. Het kiest voor ruimte. Voor eenvoud. Voor een collectieve pauze waarin iedereen zijn eigen gedachten mag laten klinken. Een monument van leegte. Alleen in Nederland is herdenken zo civiel. Zo sober. En toch zo indringend.
Vandaag, in 2025, draagt die Europese stilte een zweem van déjà vu. In het oosten woedt al meer dan drie jaar een oorlog die niet alleen Oekraïne verscheurt, maar ook Europa op de proef stelt. In Europese parlementen winnen partijen terrein die heimwee hebben naar gesloten grenzen, naar eenvoud, naar fictieve eenheid. Populistische bewegingen zetten het geheugen onder druk: zij willen niet herinneren, maar herschrijven. Ze wantrouwen de nuance die herdenken vereist. En juist daarom is het belangrijk dat wij vasthouden aan het ongemak, aan de veelstemmigheid – aan de stilte.
Maar 4 mei staat niet op zichzelf. De dag erna vieren we onze vrijheid, lichtvoetig, soms uitbundig – maar altijd met het besef dat vrijheid nooit vanzelf spreekt. En dan is er 8 mei, de officiële Bevrijdingsdag van Europa. In Nederland doet die dag nauwelijks mee. Het is slechts een datum in de agenda, en daarmee een beetje een gemiste kans. Waar 4 en 5 mei nationaal zijn, biedt 9 mei – de Dag van Europa – iets universeels. Geen herinnering aan het einde van een oorlog, maar aan het begin van samenwerking. Niet aan het verleden, maar aan elkaar. Een besef dat vrijheid geen bezit is, maar een gezamenlijk project. Dat vrede geen vanzelfsprekendheid is, maar een afspraak.
Zo vormen 4, 5, 8 en 9 mei samen een onvolmaakt maar veelzeggend kwartet. Vier dagen, vier stemmingen. De stilte van 4 mei – open en zoekend. De vreugde van 5 mei – broos, maar echt. De plechtigheid van 8 mei – zwaar van geschiedenis. En de hoop van 9 mei – gericht op de toekomst.
In die opeenvolging zit geen strak ritme. Maar zoals in muziek de pauze even belangrijk is als de toon, zo is in herdenken de ruimte net zo waardevol als de woorden. Juist nu, nu stilte in Europa opnieuw wordt bedreigd door het geraas van oorlog en het rumoer van ideologieën, is het van belang dat we blijven luisteren. Vier dagen om te zeggen: we zijn nog hier. We herinneren. We vieren. We zoeken. En we bouwen – aan een Europa dat zijn verleden niet ontvlucht, maar het omarmt. Dat zijn stiltes niet vreest, maar koestert als levend erfgoed. En de moed vindt om opnieuw te beginnen.
Ik wens jullie veel vrijheid!