Adriaan Jaeggi is overleden, lees ik zojuist op de webzijde van Het Parool. Dat is een schok.
Al had ik hem al lang niet meer gesproken, aan Jaeggi bewaar ik uitsluitend goede herinneringen. Hij is een van de mensen aan wie ik vaak denk als ik in Amsterdam kom. “Die moet ik eens bellen, om iets mee te drinken,” denk ik dan. Er zijn niet zoveel mensen met wie ik wel wat wil drinken als ik in Amsterdam kom.
Adriaan kende ik van de tijd dat ik bij Propria Cures zat. Ik was daar geen redacteur maar slechts noestere ‘vormgever’. Twee jaar lang op de dinsdagavond, of eigenlijk tot vroeg op de woensdagochtend, draaiden we het recalcitrante weekblad in elkaar. Ik meen dat het 1994 was, of daaromtrent. Adriaan Jaeggi was de gentleman van de gemêleerde redactie. Eigenlijk iets te beleefd voor het venijnige racaillle van PC. Een jazzkenner en een scherp observator van andermans, maar ook van zijn eigen gemoedstoestanden. Adriaan was een van de weinige mensen die oprecht geïnteresseerd zijn naar het antwoord op de vraag “Hoe gaat het met je?”
Jaren na die lange in die vaak in alcohol gedrenkte nachten kwam ik hem nog regelmatig tegen en waren we altijd belangstellend naar elkaars levensloop. En graag praatten we over vrouwen. Of over muziek. De sympathieke dichter, schrijver, trombonist heeft na een ziekbed zijn laatste adem uitgeblazen en is slechts 45 jaar oud geworden. “Die had ik vaker moeten bellen, om iets mee te gaan drinken,” denk ik nu. Er zijn niet zoveel mensen met wie ik wel wat wilde drinken als ik in Amsterdam was. En nu is er nog een minder. Tabee Jaeggi.