Dark Licht
De Amerikaanse professor Charles Kupchan is zeer pessimistisch over het voortbestaan van de Europese Unie.

De financiële crisis heeft een hoge tol geeist van veel EU-leden, met hoge staatsschulden en de onzekere gezondheid van de banken van het continent. Maar deze economische ellende verbleekt bij een ernstiger kwaal: de hapering van het historische experiment van de Europese politieke eenheid.

Zoals de trage reactie van de EU voor de redding van de eurozone liet zien, renationaliseert het politieke leven in Europa. Het project van Europese integratie, dat gestaag vorderde sinds de bittere jaren na de Tweede Wereldoorlog, is in de achteruitversnelling geschoten. En de oorzaken zitten veel dieper dan de huidige financiële crisis, en lijken permanent. Een generatiewisseling, verzet tegen mondialisering, en het ontbreken van een dwingende visie van Europa’s plaats in de wereld kosten de Europese Unie veel energie.

De onzekere toekomst van de EU zet zowel voor Amerikanen als voor Europeanen veel op het spel. Europa blijft voor de VS de partner op ieder gebied – van het rentmeesterschap van de wereldeconomie en het terugdringen van de wereldwijde temperatuursstijging tot het brengen van stabiliteit in Afghanistan. Met de stijgende Amerikaanse schulden en de vermoeidheid van de oorlogen in Irak en Afghanistan, kan Washington een EU gebruiken die in staat is om de wereldwijde lasten te delen. In plaats daarvan dreigt de renationalisatie van de EU haar zevenentwintig afzonderlijke lidstaten tot geopolitieke irrelevantie te reduceren. De recente terugval, als die zich voortzet, bedreigt een van de belangrijkste en meest onwaarschijnlijke prestaties van de twintigste eeuw: een geïntegreerd Europa in vrede met zichzelf.

De terugkeer van de natiestaat

Duitsland is de economische en politieke motor van de Europese integratie, gemotiveerd door het uitbannen van de nationale rivaliteiten die Europa lang blootstelden aan oorlog. Maar de recente terughoudendheid van Berlijn om Griekenland te redden — bondskanselier Angela Merkel verzette zich maandenlang tegen het reddingsplan— was een breuk met het idee van gezamenlijk welzijn, dat tot nu toe het kenmerk van het collectieve Europa was. Pas nadat de Griekse crisis de eurozone bedreigde, keurde Merkel, ondanks zware tegenstand, de steun goed. Kiezers bij de lokale verkiezingen in Nordrhein-Westfalen straften haar partij onmiddellijk. De christen-democraten leden er hun zwaarste nederlaag van het naoorlogse tijdperk.

Die gierigheid over economische aangelegenheden is slechts het topje van de ijsberg. Het grotere probleem is dat het Duitse enthousiasme voor de EU snel lijkt te verdwijnen. Een van de weinige tekenen van leven in het Europese project, was de omarming eind vorig jaar van het Verdrag van Lissabon. De Unie kreeg een nieuwe presidentiële post, een buitenlands beleid paus, en haar eigen diplomatieke dienst. Berlijn speelde vervolgens echter een doorslaggevende rol bij de selectie van de nieuwe EU-president Herman Van Rompuy en de chef buitenlands beleid Catherine Ashton, twee bescheiden figuren die nauwelijks een bedreiging vormen voor de zichtbaarheid en het gezag van de nationale leiders. Zelfs de rechters remmen de macht van de EU-instellingen. Een uitspraak van het Duitse constitutionele gerechtshof vorig jaar versterkte de macht van het nationale parlement over de EU-wetgeving. Het commentaar van Der Spiegel luidde dat de uitspraak “toekomstige stappen in de richting van Europese integratie bedreigt.”

Deze renationalisatie van de politiek vindt in de hele EU plaats. Een van de somberste verschijnselen daarvan kwam in 2005 aan het licht. Franse en Nederlandse kiezers stemden toen tegen het Europees Grondwettelijk Verdrag, dat het juridische en politieke karakter van de EU versterkt zou hebben. Het Verdrag van Lissabon, een afgezwakte versie, werd vervolgens verworpen door de Ieren in 2008. Ze veranderden weliswaar in 2009 van mening, maar pas na ervoor te zorgen dat het verdrag de nationale fiscale controle en de militaire neutraliteit niet in gevaar zouden brengen.

De Britten brachten in mei een coalitie aan de macht die wordt gedomineerd door de Conservatieve Partij, bekend om haar Europhobia. Hoewel beperkt door hun samenwerking met de pro-Europese liberaal-democraten, lieten de conservatieven vorig jaar hun ware gezicht zien door de deelname in de Europese Volkspartij, het belangrijkste centrum-rechts blok in het Europees Parlement, te verruilen voor de extreemrechtse fractie dat een bastion is van anti-Europese gevoelens.

Ondertussen is er in veel EU-lidstaten een opleving van het rechts-populisme. Het is in de eerste plaats het product van verzet tegen immigratie (met name van de moslims), en niet tegen Europese integratie. Dit harde nationalisme richt zich echter niet alleen op minderheden, maar ook op het verlies van autonomie dat met de politieke unie samengaat. De Hongaarse Jobbik Partij, die grenst aan het xenofobe, won zevenenveertig zetels bij de verkiezingen eerder dit jaar, tegen nul zetels in 2006. Zelfs in het historisch tolerante Nederland, won de extreem-rechtse Partij voor de Vrijheid onlangs meer dan 15 procent van de stemmen en slechts zeven zetels minder dan de winnende partij. Alsof deze belemmeringen voor een stabiele Unie nog niet ontnuchterend genoeg zijn, werd in juli het EU-voorzitterschap overgenomen door België. Hier zijn de Nederlandstalige Vlamingen en de Franstalige Walen, zo ernstig verdeeld, dat, lang na de verkiezingen in juni, een werkbare regeringscoalitie nog steeds op zich laat wachten. Het spreekt boekdelen dat het land dat nu het Europese project leidt, precies aan het soort van nationalisme lijdt dat de EU probeert te elimineren.

De oorzaken van hernationalisering

De opvallende renationalisatie van de Europese politiek is in de eerste plaats het product van een generatiewisseling. Voor Europeanen die opgroeiden tijdens de Tweede Wereldoorlog of de Koude Oorlog, heeft de EU een bijna heilige status. Het is Europa’s ontsnapping uit het bloedige verleden. Dit in tegenstelling tot de jongere Europeanen, die geen verleden hebben waarvan ze proberen los te komen. Een recente peiling wees uit dat de Franse burgers boven de 55 jaar, de EU tweemaal zo vaak als een garantie voor vrede zien als hun landgenoten van onder de 36.

Waar nieuwe Europese leiders de neiging hebben om de waarde van de EU te bepalen met een kille kosten-batenberekening, is het Europese project voor hun voorgangers meer een soort religie. Het is geen verrassing dat Europese integratie niet langer de nationale politiek domineert zoals vroeger. De eisen om te concurren op de mondiale markt, in combinatie met de financiële crisis, zorgen voor grote druk op de comfortabele welvaartsstaat in Europa. Terwijl de EU-leden met moeite hun huizenhoge schuld proberen terug te brengen, stijgt de pensioengerechtigde leeftijd en dalen de voorzieingen. Hoewel de Europese integratie de economische prestaties eerder verbetert dan verhindert, is de EU vaak de zondebok voor economische problemen. In Frankrijk bijvoorbeeld, richtten anti-Europa-campagnes hun woede op de “Angelsaksische” aanval van de EU op het sociale stelsel en op de “Poolse loodgieter” die lokale banen wegkaapt dankzij het openen van de EU-arbeidsmarkt.

Ten slotte heeft de snelle uitbreiding naar het oosten en het zuiden de EU verder ondermijnd. Zonder het gezellige en vertrouwde gevoel van de kleinere Unie voor de val van de Berlijnse Muur, hebben de oorspronkelijke leden in West-Europa zich naar binnen gekeerd. De nieuwe leden uit Midden-Europa, die pas sinds de ineenstorting van het communisme volledige soevereiniteit genieten, geven die onafhankelijkheid niet al te graag weer weg, zelfs niet aan de consensuele instellingen van Brussel in plaats van de autocratische in Moskou. Zoals wijlen president van Polen Lech Kaczynski kort na zijn ambtsaanvaarding in 2005 zei: “Wat de Polen interesseert is van Polen en niet die van de EU.”

De voorzichtige terughoudendheid komt ook voort uit de Europese deelname aan de oorlogen in Irak en Afghanistan, missies met geringe steun van de bevolking. In Duitsland is ongeveer tweederde van het publiek tegen de aanwezigheid van Duitse troepen in Afghanistan. De Nederlanders hebben al hun troepen teruggetrokken. Dergelijke wijdverbreide afkeer van verre verplichtingen gaat slecht samen met het Verdrag van Lissabon, dat juist bedoeld is om de EU meer geopolitiek gewicht te geven. Inderdaad, het verspreiden van de stem van Europa op het wereldtoneel is een van bestaansredenen van de Unie. Maar deze visie heeft geen kieskring; oorlogen in verre landen, in combinatie met het terugdringen van defensie-uitgaven als gevolg van de economische neergang, doen de Europese eetlust voor een grotere geopolitieke verantwoordelijkheid temperen. Immers, de lidstaten zijn nooit al te enthousiast geweest over de uitbreiding van de EU ten aanzien van veiligheid, en bewaken in plaats daarvan jaloers hun soevereiniteit op het gebied van defensie.

Tijd kopen

De EU heeft tot nu toe op dit stuitende verlies van momentum gereageerd door een afwachtende houding aan te nemen. Zoals een vooraanstaand lid van het Europees Parlement onlangs verklaarde: “De EU probeert nu gewoon de machine aan de gang te houden. Men hoopt tijd te winnen totdat er nieuwe leiders naar voren komen die het project weer willen trekken.”
Tijd kopen is misschien het beste dat de EU nu kan doen. Maar dat betekent dat het verval doorzet, en dat heeft ook consequenties voor degenen buiten Europa. De regering Obama heeft haar frustratie al uitgesproken over het tanende geopolitieke profiel van de EU. Minister van Defensie Robert Gates klaagde in februari 2010 op een bijeenkomst van NAVO-ambtenaren dat “De demilitarisatie van Europa, waar grote delen van de bevolking en de politieke klasse wars zijn van militair geweld en de risico’s die ermee gepaard gaan, van een zegen in de twintigste eeuw, verworden is tot een obstakel voor de verwezenlijking van echte veiligheid en duurzame vrede in de eenentwintigste.”

De Verenigde Staten, die zelf uit de schulden proberen te komen en haar strijdkrachten een adempauze geven, neigen steeds meer naar het beoordelen van de bondgenoten op dat wat zij op tafel brengen. In het geval van Europa, wordt die bijdrage alleen maar kleiner.

Toen andere Unies faalden, ging dat gepaard met bloedvergieten. De Verenigde Staten genoten na 1789 meer dan zeven decennia van een welvarende federatie, die uiteindelijk in 1861 tot een burgeroorlog leidde. Joegoslavië kende een soortgelijk lot in de jaren 1990 en is nu voorgoed geschiedenis. Europa staat niet op het punt van oorlog; de landen hebben hun smaak voor gewapende rivaliteit verloren. In plaats daarvan, minder dramatisch, maar niet minder definitief, zal Europese politiek minder Europees en meer nationaal worden, totdat de EU alleen in naam nog een unie is. Dit lijkt voor sommigen misschien geen groot verlies, maar in een wereld die de samenwerking, rijkdom en armkracht van de EU nodig heeft, is een gefragmenteerd en introvert Europa een historische terugval.

Zes decennia geleden waren Jean Monnet, Robert Schuman en Konrad Adenauer de grondleggers van Europa. Vandaag heeft de EU behoefte aan een nieuwe generatie leiders die nieuw leven kunnen blazen in een project dat gevaarlijk dicht bij de uiterste houdbaarheidsdatum is. Op dit moment zijn ze nergens te vinden.

Over de auteur:
Charles A. Kupchan is professor Internationale Zaken aan de Georgetown University in Washington. Hij was eerder directeur van de afdeling Europese Zaken van de National Security Council. Hij is de auteur van o.a. het boek How Enemies Become Friends. Een eerdere versie van dit essay verscheen ook in de Washington Post. De auteur gaf zijn vriendelijke toestemming dit artikel te plaatsen op deze website.

Creative Commons License Foto credit: Erman Akdogan

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Related Posts