In het monument ter nagedachtenis van de Holocaust, Yad Vashem in Jeruzalem, is het zo logisch om gepaste kleding te dragen, dat er niet eens een kledingvoorschrift geldt. De grootste gruwelen uit de geschiedenis eisen soberheid en ingetogenheid waar ieder weldenkend mens niet eens op gewezen hoeft te worden.
Althans, dat dacht ik, totdat ik vandaag (15 april) een groep bestaande uit ongeveer dertig redelijk corpulente en tot overmaat van ramp luchtig geklede jongeren zich met de handen in de zakken zag bewegen in de richting van de sobere herdenkingshal. Toen de kudde aan kwam lopen was mijn eerste reactie “Die Amerikanen toch…”, maar een fractie van een seconde later hoorde ik een Nederlands woord vallen. Zoals ik bij de Mossad had geleerd, mengde ik mij onopvallend tussen de groep om hun herkomst met zekerheid te kunnen vaststellen. Het waren inderdaad Nederlanders. Ik was helaas niet eens verbaasd.
Ik had de indruk dat het om een schoolreisje ging, of wellicht een groep studenten. Korte broeken, obesitaspatiënten, baseballpetjes, dikke derrières en open schoenen: het schouwspel was weerzinwekkend. Ongetwijfeld dachten de leden van de groep: “Het is bloedheet, dan is een korte broek toch lekker makkelijk”. Afgezien van het feit dat die redenering blijk geeft van een minachting van de lokale mores, is een korte broek ook nog eens warmer dan een lange broek, omdat een lange broek de zonnestralen op een afstand houdt. Maar dit terzijde.
Het is verbazingwekkend dat deze Hollandse jongeren gespeend zijn van ieder greintje tact of inlevingsvermogen. Maar het is de leiding van de groep die had moeten ingrijpen. Wie zich wil verdiepen in andere culturen en omgangsvormen, wordt rijker door te reizen. Maar mensen die op deze manier ‘reizen’ kunnen maar beter thuis blijven.