In alle tergugblikken, toppen-100, eindejaarsspecials en andere jaarwisselingsellende is er slechts plaats voor één conclusie: Het was een vreselijk jaar, 2005! Wat was er dan zo erg? Ongeregeldheden in de voorsteden, de olympische droom aan diggelen, délocalisation, het referendumdebâcle, de werkloosheid die maar niet wil dalen (hoewel door handige statistische trucjes de tegenovergestelde indruk wordt gewekt), Chirac in het ziekenhuis, extreme droogte, het bericht dat slechts 1% van de Fransen het een goed idee vindt als Chirac mee zal doen aan de volgende presidentsverkiezingen, bijna 50 doden in vervallen appartementcomplexen in Parijs: de lijst is lang.
De Fransen zijn nu al ‘s werelds grootste anti-depressiva-slikkers en het ziet er niet naar uit dat dat binnenkort zal veranderen. Misschien houdt het verband met het feit dat ze nogal snel de neiging hebben zich vooral als slachtoffer te zien. Slachtoffer van een voortschrijdende mondialisatie, slachtoffer van de Poolse loodgieter, slachtoffer van de staat, of simpelweg slachtoffer van zichzelf.
“Wat doet De Vries nog in Frankrijk,” hoor ik u afvragen. Welnu, ik ben optimistisch van aard, en geloof dat het allemaal wel meevalt. Het komende jaar wordt echter een sleuteljaar. Want vermoeiend is het wel, die algehele morositeit en monotone klaagzang.
Eén lichtpuntje: de expositie Melancholie in het Grand Palais trekt dagelijks bijna 250% meer bezoekers dan de meest optimistische ramingen van de curatoren. Zij hadden kennelijk niet ingezien hoe makkelijk het scoren is in depressief Frankrijk…